Herkomst
De naam Maine Coon is afgeleid van de staat Maine in de Verenigde Staten,
waar de kat oorspronkelijk werd aangetroffen. Coon staat voor Raccoon, dat
wasbeer betekent, en verwijst naar de sterke gelijkenis tussen de geringde
lange staarten van deze katten en van wasberen. Maine Coons zijn al vanaf
1895 op verschillende kattententoonstellingen in Amerika te zien geweest.
De Maine Coon was destijds een erg populair ras, totdat de Engelsen de Perzische
langhaar in Amerika introduceerden. Vanaf die tijd werd de Maine Coon niet
veel meer aangetroffen op kattententoonstellingen, maar als huisdier en verdelger
van schadelijk ongedierte bleef het ras, voornamelijk in en rond de staat
Maine, onverminderd populair. In 1951 pakten verschillende fokkers en liefhebbers
de draad weer op. In datzelfde jaar werd de eerste rasvereniging voor de Maine
Coon opgericht en startte men met het organiseren van speciale shows waarop
alleen Maine Coons welkom waren. De officiele rasstandaard voor de Maine Coon
werd pas in het jaar 1967 opgesteld en het heeft daarna nog ruim 10 jaar geduurd
voordat het ras als zodanig door de meeste kattenverenigingen werd erkend.
Karakter
Main Coons zijn ongecompliceerde, vriendelijke en goedgehumeurde katten. Over
het algemeen gaan ze goed om met andere katten en als de kennismaking al op
jonge leeftijd heeft plaatsgevonden, zal ook de omgang met honden niet op
problemen stuiten. Ten opzichte van mensen en kinderen is de Main Coon zeer
vriendelijk. Dankzij hun grote aanpassingsvermogen voelen ze zich zowel op
het platteland als op een bovenwoning in de stad thuis. De meesten worden
graag geaaid en geknuffeld, en zullen een wekelijkse borstelbeurt als een
aangename afwisseling van de dagelijkse gang van zaken beschouwen.
Verzorging
De halflanharige vacht van de Main Coon is zelfreinigend en blijft normaal
gesproken met een simpele wekelijkse borstelbeurt in goed conditie. Probeer
bij het kammen niet al te grof te werk te gaan, aangezien u hiermee de vacht
kunt beschadigen. In de lente en in de zomer zal de vacht gaan ruien, waarbij
voornamelijk het langere haar rond de kraag uitvalt.
Lichaam: het gespierde lichaam is langer dan hoog. Gespierde
poten van gemiddelde lengte met zware botten en grote ronde voeten met haarpluimpjes
tussen de tenen.
Kop: gemiddelde breedte en hoge jukbeenderen. De stevige
kin vormt een rechte lijn met de neus en de bovenlip. Van de zijkanten gezien
vertoont de neus een licht hoogteverschil.
Ogen: groot, licht ovaal en staan enigszins schuin.
Staart: de lange staart reikt wanneer hij teruggelegd wordt
op de rug, minimaal tot aan de nek.
Oren: groot en breed aan de basis. Ze zijn hoog op de kop,
wijd uit elkaar geplaatst en ze lopen puntig toe. Typerend zijn de oorpluimen
vanuit de binnenkant van het oor naar buiten toe krullen. De lynxpluimpjes
zijn erg gewenst.
Vacht: dicht, halflangharig die op de buik, de flanken de
staart duidelijk langer is. Een kraag is gewenst. De structuur van de soepel
vallende vacht is afhankelijk van de kleur. In de zomer is de vacht doorgaans
een stuk korter dan in de winter, maar de staart blijft altijd volbehaard.
Kleur: de Maine Coon komt alleen voor in de zogenaamde natuurlijke
kleuren, zwart, blauw, rood, en creme, al dan niet met witte aftekeningen,
een tabbytekening of een zilverwitte ondervacht. De kleur en kleurverdeling
is van ondergeschikt belang tegenover de vachtkwaliteit.