Herkomst
Wetenschappers zijn het erover eens dat de oorsprong van (half)langharige
katten gezocht moet worden in Zuid-Rusland, Turkije en Iran. In vroeger tijden
kwamen er buiten deze contreien alleen kortharige katten voor. De voorvaderen
van de Noorse Boskat moeten dus op de een of andere manier door toedoen van
de mens in Noorwegen terecht zijn gekomen. Men neemt aan dat het de zeevarende
Noormannen zijn geweest die omstreeks de 9e eeuw halflangharige katten met
zich mee naar huis namen. We kunnen dus stellen dat de Noorse Boskat een verre
afstammeling van het ras is dat wij nu kennen als de Turkse Angora. De Noorse
Boskat is echter forser van bouw en veel ruiger van beharing, wat een gevolg
zal zijn van een min of meer natuurlijke selectie en de invloed van de in
Scandinavie reeds aanwezige korthaarkatten. De katten met een dikkere vacht
en een steviger lichaamsbouw hadden natuurlijk veel meer kans om de barre
Scandinavische winter te overleven. In 1912 werd de allereerste Noorse Boskat
als raskat tentoongesteld. Een groep liefhebbers begon belangstelling te krijgen
voor het nationale ras, wat resulteerde in de oprichting van een vereniging
die zichzelf als doel stelde het ras te stabiliseren. De Noorse Boskat is
pas in 1977 door de internationale kattenverenigingen officieel erkend.
Karakter
De Noorse Boskat heeft een gemakkelijk, tolerant en sociaal karakter.
Het is een rustige, evenwichtige kat die echter vrij actief is. Ze kunnen
ontzettend goed klimmen en demonstreren dit graag. Ten opzichte van mensen
stellen deze katten zich zeer vriendelijk op, ze worden graag aangehaald en
geknuffeld, al zijn ze wat minder meegaand dan sommige andere halflangharige
rassen. Ze hebben de neiging zich aan een persoon in het bijzonder te hechten.
De omgang met honden geeft zelden problemen.Ze hebben een sterk territoriumgevoel,
dus zullen katers het onderling gewoonlijk niet zo goed samen kunnen vinden.
De omgang tussen gecastreerde katers geeft overigens zelden problemen. Vrouwelijke
dieren gaan vaak wel goed met elkaar om. Hij is boven alles nieuwsgierig,
wil graag weten wat er om hem heen gebeurt en alles wat het huis binnenkomt,
of het nu gaat om boodschappen of een bezoeker, wordt grondig geinspecteerd
en gekeurd.
Verzorging
De voor het ras zo typische vettige en waterafstotende vacht maakt intensief
onderhoud niet nodig. Ze hebben maar weinig vachtverzorging nodig. Buiten
de ruiperiode kunt u de vacht met een grove kam of borstel zo nu en dan fatsoeneren.
In de lente en vroege zomer maakt de kat een betrekkelijk korte, maar hevige
rui door en krijgt hij het uiterlijk van een kortharige kat met een volbehaarde
pluimstaart. Het dode onderhaar blijft dan ook in de stuggere bovenvacht zitten
en kan daar moeilijk te verwijderen klitten vormen. Daarnaast slikt de kat
ze ook in. Het is dan ook nodig de vacht van deze katten in het voorjaar dagelijks
uit te borstelen en te kammen.
Lichaam: vrij grote, stevig gebouwde kat met een sterk beenderenstructuur
en een lang lichaam. Hij staat hoog op de poten en de achterpoten zijn langer
dan de voorpoten, waardoor de rug naar achteren toe wat omhoog loopt. De voeten
zijn groot, rond en stevig en vertonen haarpluimpjes tussen de tenen. De achterpoten
staan volledig recht en mogen nooit koehakkig zijn, maar de voeten aan de
voorpoten zijn een beetje naar buiten gedraaid.
Kop: vormt van voren gezien een driehoek waarvan alle zijden even lang
zijn. De neusrug is recht en mag geen stop vertonen. De kin is sterk.
Ogen: expressief, amandelvormig en iets schuinstaand.
Oren: vrij breed aan de basis, hoog op de kop geplaatst, ze lopen spits
toe. Van voren gezien loopt de buitenkant van de oren parallel aan de schedelvorm,
zodat de oren met de schedel samen een driehoek vormen. Op de oortipjes bevinden
zich lynxpluimpjes en aan de binnenkant van de oren groeit er wat langer haar,
dat lichtjes naar achteren toe krult.
Staart: tamelijk lang, breed aan de basis en toelopend in een punt.
Vacht: de kwaliteit van de vacht is van het grootste belang. Deze is halflangharig
met een rijke en wollige ondervacht. De gladde en glanzende bovenvacht heeft
een waterafstotende structuur die de kat beschermt tegen weersinvloeden. Buiten
de zomerperiode behoort de kat een weelderige kraag en bef en ook een flinke
pluimstaart te hebben
Kleur: Noren komen voor in de "natuurlijke" kleuren (Zwart,
Blauw, Rood, Crème en Wit, met of zonder Tabby en met of zonder Wit).
De kleur is van minder belang dan de vachtkwaliteit..
Bijzonderheden
Het kan tot 2 jaar duren voor de Noorse Boskat zijn uiteindelijke
volle vacht ontwikkeld heeft, de volledige lichaamsbouw komt soms pas op 3
jaar tot zijn volle recht.